De profeet houd leefde heel lang na de profeet Noeh. Hij leefde tussen de mensen die ‘Aad heetten. Deze mensen waren erg sterk en erg rijk
. Ze hadden hele mooie tuinen en bouwden mooie huizen. Maar ze waren erg gemeen tegen arme mensen. Ook waren ze Allah helemaal vergeten, omdat ze steeds aan geld dachten.
Ze maakten beelden en daar gingen ze voor bidden.
Allah stuurde hoed, om ze te leren, hoe ze goed moesten leven.
De profeet hoed vroeg aan de mensen om naar Allah te luisteren, hij zij: er is geen god dan Allah. Als jullie Allah vergeten, zullen jullie gestraft worden. Waarom bidden jullie voor de beelden, die niet kunnen zien of horen. De mensen zijden: Onze vaders bidden voor deze beelden, daarom doen wij dat ook. Hoed zij: Maar jullie moeten zelf nadenken en begrijpen, dat deze beelden niets kunnen doen voor jullie.
Een paar mensen wilden luisteren en geloofden in Allah. De anderen werden gestraft; op een dag kwam er een grote wolk. De mensen waren blij en zeiden; Nu krijgen we eindelijk regen! Maar met het wolk kwam ook een verschrikkelijke wind, die acht dagen en zeven nachten bleef waaien. De wind maakte alles kapot.
De gebouwen zakten in elkaar, de bomen waaiden om en alle mensen gingen dood. Alleen Hoed en de mensen die in Allah geloofden werden beschermd. De mensen lagen dood in hun mooie huizen en tuinen. Ze wilden niet in Allah geloven en dachten dat de mooie huizen en tuinen, die ze gemaakt hadden, nooit kapot konden gaan.