De profeet Idris hield van lezen, daarom werd hij Idris genoemd. Allah gaf hem goede hersenen: hij schreef en las, wist alles over de sterren af.
Hij kon ook heel goed paard rijden. Hij vocht tegen de ongelovigen en vroeg om Allah te dienen. Hij leerde de volgelingen alles, ook hoe ze kleren moesten naaien, zodat ze er altijd netjes uitzagen.
De engel Izraiel kwam vaak bij hem, in een vorm van een gewoon mens. De stelde hem vaak op proef, om te kijken of hij goed zal blijven. Idris bleef altijd op de goede weg en sterk in zijn geloof.
Zo werden ze goede vrienden. De engel vertelde Allah over Idris, dat hij zo veel bad en vastte. De engel vroeg of hij Idris een maal het paradijs mocht laten zien. Allah vond het goed, en de engel nam Irdris mee.
De engel bracht hem naar de verschillende hemelen, waar hij alles kon zien. Toen kwam hij voor een poort te staan waarachter hij vuur zag branden. De engel zij: Dat is de hel, waar de mensen, die Allah niet gehoorzaam zijn, gestraft worden.
De profeet werd daarna naar een andere poort gebracht. Al van verre rook hij de heerlijke geuren en toen hij door de poort kwam, zij hij verast: Soebhannallah wat is het hier prachtig! Dit is de paradijs, zij de engel. Hier komen de mensen die Allah gehoorzamen.
De profeet was hier heel gelukkig. Hij wandelde rond en genoot er van. Kom, zij de engel, ik breng je weer terug naar de aarde. Maar de profeet wou helemaal niet weg. De profeet vroeg de engel of hij mocht blijven. Allah hoorde dat en zij tegen de engel: laat hem in het paradijs blijven. Hij is een goed mens en ik geef hem deze hoge plaats. De profeet Idris is toen bij Allah in het paradijs gebleven en is nooit meer naar de aarde terug gekeerd.